Vanwege het tij vertrekken we zaterdagmorgen al om 4 uur 's morgens vanuit Domburg. De avond ervoor, bij een pilsje in het Domburg Harbour Resort bleek dat over de noodzaak van vroeg vertrekken nogal verschillend gedacht werd. We hebben ons toch maar aan ons oorspronkelijke plan gehouden.
Het is nog donker dus we moeten, gezien het feit dat er wel een en ander drijft in de Surinamerivier, goed uitkijken. Ik heb op het voordek gestaan met een lamp. Een paar vreemde, niet nader te identificeren objecten, hebben we op tijd kunnen ontwijken. Frans heeft de track van zijn aankomst over de Surinamerivier nog op zijn iPad staan dus het is voor hem niet zo moeilijk te weten waar hij langs moet varen. Bij de Wijdenboschbrug, (waar hij naar zijn verhaal op de heenweg scherp moest uitwijken voor een vissersbootje), is pas op het laatst duidelijk hoe de brug te benaderen. Gek dat je dan even niet meer weet of je er nou recht onderzit of niet.
Om half zeven wordt het licht en jammer genoeg zijn we dan al voorbij Paramaribo. Als het tij keert, zijn we weliswaar op zee, maar nog niet helemaal uit de channel. In het begin hebben we weinig wind. Pas in de avond gaat het waaien (ruim 16 knoop) en neemt ook de golfhoogte toe. De eerste anderhalve dag ben ik niet helemaal lekker, vaag misselijk en ik heb een afkeer van eten. Eigenlijk wil ik het liefst liggen, maar het valt niet mee om een comfortabele houding te vinden op een schommelend schip. Lig je in de hut achterin dan rol je van je ene zij op de andere; daar kan je niet van slapen. Het beste werkt de schuine bank bij de tafel in de salon, daar wordt je tegen de leuning aangeduwd, dus rol je minder. Zo lukt het om steeds een paar uur te slapen. We wisselen een beetje af wie wanneer wakker moet blijven. Frans waakt uit ridderlijke overwegingen het meest. Voor mij nieuw is de mogelijkheid om op een plank buiten te liggen die tussen de twee banken in de kuip gelegd kan worden. Een soort buitenbedje. Eenmaal ver op zee ( in verband met piraterij vanuit Venezuela varen we daar met een grote boog omheen) is het niet meer nodig om om de 20 minuten te controleren of alles goed gaat. Dus je kunt ook als je 'aan de beurt bent' best even slapen. Na anderhalve dag is de misselijkheid over. Ingeslingerd zijn heet dat.
Doordat we in de Guyanastroom zeilen gaat het fantastisch. We maken daggemiddelden van 140 zeemijl. De wind helpt ook een behoorlijk handje. De hele route kunnen we zeilen, zo lang achter elkaar heb ik nog niet eerder meegemaakt. Een boobie vaart met ons een nachtje mee.
De motor moet alleen af en toe draaien om de accu's te vullen. Bij het stroomdraaien controleert Frans de Perkins (motor) en tot zijn schrik ziet hij een flinke lekkage bij de pomp van het koelwater. Hij had eerder al opgemerkt dat de motor coolant verloor, maar had nog ontdekt waar dat vandaan kwam. Het stroomdraaien moet direct worden gestopt en vanaf dat moment heeft een reservegenerator (de "little Honda") de batterijen geladen. En hebben we de motor alleen gebruikt bij het invaren van de baai en het ankeren.
De windrichting is ook gunstig om rond de noordkaap van Tobago te kunnen zeilen. Achteraf hebben we wel met een te grote boog er omheen gevaren en hadden we minstens een uur kunnen winnen.
Dinsdag 13 mei laten we om 5 uur 's middags het anker vallen in de Man of War Bay bij Charlotteville, Tobago. Dan kan er gezwommen worden. De volgende dag gaan we met de dinghy roeiend naar Charlotteville om in te klaren. Een belevenis. Eerst naar de immigratie, waar een aardige mevrouw ons helpt en zegt dat ze ons zo zal registreren dat we bij onze volgende bestemming op Tobago niet weer in hoeven klaren. Graag natuurlijk. Vervolgens vervoegen we ons bij Customs. Een geuniformeerde ambtenaar begint met vragen hoe laat we aangekomen zijn. Dit blijkt geen belangstellende vraag, maar een controle van onze eerlijkheid. Hij vertelt ons vervolgens exact hoe laat we aangekomen zijn. We moeten een formulier invullen en allerlei vragen zeer nauwgezet beantwoorden. Als hij hoort dat de mevrouw van Immigration ons gelijk voor het hele eiland in wilde klaren, loopt hij meteen driftig naar haar kamer. We krijgen een boete, omdat we ons de vorige dag niet gelijk bij hem gemeld hebben. Het feit dat dit gezien de openingstijden van het kantoor helemaal niet gekund zou hebben, doet niet ter zake. We hadden, het type man inschattend, toen hij de kamer uit was, al tegen elkaar gezegd dat we overal ja en amen op zouden zeggen en niet zouden protesteren. De man zit vervolgens in ons bijzijn uitgebreid privé te bellen. De registratie van zijn collega legt hij terzijde. Nee, voor de Customs moeten we ons in Store Bay weer melden. En wel onmiddellijk na aankomst!! Hij wil exact weten hoe laat we de volgende dag vertrekken en maakt duidelijk dat het dan ook niet later moet zijn. Tien uur is tien uur. Als de formaliteiten geregeld zijn, vertelt hij ons nog een en ander over de regels op Tobago. Er mag niets van boord gegooid worden ( vanuit zijn hooggelegen kantoor ziet hij alles, dus kijk uit). Verder: op Tobago wordt geen camouflagekleding gedragen en het is verboden om 'obscene language' te gebruiken. "Natuurlijk meneer", "goed meneer!" Zijn "have fun" aan het eind komt dan na al deze vermaningen nogal kunstmatig over. Achteraf hoort Frans dat deze boetes door de ambtenaren zelf in de zakken gestoken kan worden.
Tobago vind ik samengevat in een paar woorden mooi, erg warm, lawaaierig en rasta. Nooit zoveel auto's met zulke kei- en keiharde hiphopbeat door de straten horen rijden en als de mannen met elkaar praten doen ze dat schreeuwend.
Charlotteville is leuk voor een dag. Frans komt bij de lunch een oude kennis tegen, Allan van "Moonfleet" uit Engeland die hij in Durban heeft leren kennen. Dave van 'Eliana" uit Australie is er ook bij en beiden blijken al in Store Bay te liggen.
Pirate Bay, wat volgens The Rough Guide een van de mooiste stranden van Trinidad/Tobago moet zijn, is leuk. De enthousiaste beschrijving van het rif wekt hogere (snorkel)verwachtingen dan het waarmaakt, vind ik.
Het zeilen de volgende dag naar Store Bay, op de zuidpunt van Tobago, gaat fantastisch. We worden wel drie kwartier lang begeleid door grote groepen dolfijnen.
Na de aankomstborrel gaan we naar Store Bay Marine Services, waar John, een zeer behulpzame Engelse jongen, direct een monteur gaat zoeken. Als we even het stadje ingaan, komt hij ons achterna om te vertellen dat er direct een monteur beschikbaar is. Frans gaat gelijk mee. De diagnose is dat de lagers en 'seals' van de (coolant) waterpomp zo ver heen zijn dat verder varen grote risico's met zich mee zal brengen. Het beste is de motor in Store Bay te repareren (met onderdelen die in Engeland besteld moeten worden). Zo'n bestelling duurt minimaal een week, wordt er gezegd. Drie dagen later naar Trinidad varen kunnen we dus wel vergeten.
terug naar de reisverslagen