In Seisia ben ik 3 dagen gebleven. De wind was weer flink toegenomen (> 25 knp) en een aantal jachten die buiten achter de zandplaat lagen, kregen met een krabbend anker te maken. Vlak voor de deur van Seisia was het mooi rustig. Seisia is klein en de bevolking bestaat uit een mix van Aboriginals, Torres Strait Islanders en Ozzies, waartussen je af en toe prachtige ZZ-top exemplaren tegenkomt. Er is een goeie supermarkt en telefoon zodat ik weer internetverbinding heb. De camping staat vol tenten en 4-wheel-drives. Het schijnt erg populair te zijn met je 4-wheel drive door de outback naar de top van Australie te scheuren. Van de wasmachines, douches en cafetaria van de camping kun je als yotty dankbaar gebruik maken
.
Op 27 juni was de wind gekalmeerd en ben ik richting Cape Wessel vertrokken, zo’n 340 mijl naar het westen. De golf van Carpentaria die je daarvoor over moet, heeft een slechte naam. Het is er betrekkelijk ondiep en het kan er verschrikkelijk hard waaien waardoor de golven hoog en steil kunnen zijn en het er verraderlijk kan stromen. Er zijn boten die hier door achterin komende brekers werden verrast. Maar mijn ervaringen zijn zo slecht nog niet; wel zit ik in het begin van de tocht vaak op een lompe zee met hogere golven, maar urenlang is er ook te weinig wind (< 7 knp). Onderweg krijg ik een boobie aan boord die een comfortabele plek vindt op de ladder, een nacht blijft logeren en onderwijl lustig de boel onderschijt.
De Wessels bestaan uit een sliert eilanden die zich zo'n 100 mijl naar het noorden in de Arafura zee uitstrekt. De uiterste punt is Kaap Wessel van het eiland Marchinbar. Geen indrukwekkende kaap, maar een lage kust met zandstranden en een soort duinformatie. Die kaap rond ik na 2 dagen ’s avonds om 5 uur en net voor het donker laat ik 5 mijl zuidelijker het anker zakken in een baai met twee eilandjes, Two Islands Bay. Prachtig is het hier weer en zeer beschut door het eiland Marchinbar. In de baai ligt de hele groep van 5 boten (Kindofblue, Pegasus, Trenelly, Narid en de Gemini), die de laatste dagen door de vliegtuigen van de Maritime Patrol ook als groep in de gaten is gehouden.
De volgende middag ga ik samen met de bemanning van Narid, Kindofblue en Marjo van de Taremaro aan land en we maken een strandwandeling. Verder over het eiland lopen zit er niet in vanwege het scherpe gras en de stekelige struiken. Met de dingy gaan we daarna naar een ander strandje om de grillig gelaagde rotsen van naderbij te bekijken. Op de vogels na lijkt er geen leven aanwezig in deze woestenij. Of toch wel? Een scherp spoor door het zand met pootafdrukken ernaast leidt naar bosjes achter een zandheuvel. Sporen waarvan? We denken aan een walibi of misschien toch een krokodil.... We besluiten om niet op verder onderzoek uit te gaan.
Er wacht me weer een lang stuk. Het is via New Years Island zo’n kleine 300 mijl naar Port Essington. Ik vertrek om 11 uur ’s morgens en kom na een redelijk comfortabele tocht, met maar enkele uren te weinig wind, twee etmalen later aan. Port Essington is een enorme baai van zo'n 18 mijl lang die het Cobourg schiereiland bijna doormidden deelt. Het gebied is natuurreservaat en eigendom van de aboriginals. Er zijn door de Engelsen pogingen gedaan om zich daar te vestigen. In 1838 werd met de nederzetting Victoria begonnen op Ngardigawunyanggi, het land van de Madjunbalmi aboriginals. De Engelsen stichtten deze vestiging met het doel handel te drijven. Ze wilden een soort tweede Singapore, maar misschien wel een belangrijkere reden was dat ze een verdedigingspunt wilden. Ze waren bang dat de Hollanders zich ook het noorden van Australië zouden toeëigenen; in het westen waren ze tenslotte al aardig bekend geraakt. In 1938 is veel van de restanten van de nederzetting verwoest door een orkaan, nadat de bevolking in 1849 de plek al had verlaten na het jarenlang te kwaad te hebben gehad met malaria, schurft en dysenterie. Veel Hollandse namen herinneren aan de verkenningen door de VOC schepen in het begin van de 17e eeuw. (Cape Keer Weer, Groote Eylandt, Arnhem land en de Van Diemen Gulf). De noordoost kust van Australie werd in 1623 door Jan Carstensz bezocht, die het gebied de naam gaf van zijn schip, de Arnhem. Op de site
www.vocsite.nl/geschiedenis/nedaus4.html zijn, vertaald uit het oud Nederlands, verslagen van de VOC verkenningen te lezen, waarvan ik het verhaal van de Zeewijk in 1727 wel heel treffend vind weergeven hoe het destijds aan boord van zo’n Indiëvaarder er aan toeging.
Met Narid en Kindofblue hadden we het plan in Port Essington te ankeren in Berkeley Bay, maar door de brede aanwezigheid van vistuig werden we gedwongen het een baaitje verderop te zoeken aan de andere kant van Table Head. Wat, lettend op de koraalkoppen in het verlengde van Table Head, ook goed lukte.
De laatste dagen had ik aan boord een vage rubberlucht waargenomen en ik was niet tevreden met de laadprestaties van de dynamo. Het strakker zetten van de V-snaar scheelde aanzienlijk, hoewel het aantal geleverde amperes nog niet is wat het kan zijn. In Nieuw Zeeland had ik juist voor dit doel een zware dynamo er in laten zetten. Straks in Darwin maar eens kijken.
Het is 35 mijl van Table Head naar Alcaro baai, de laatste baai van het Coburg Schiereiland..en Dit verloopt voorspoedig. Het is vlak voor Cape Don en 's nachts kan ik de vuurtoren op de kaap zien. Onderweg maken we er een ware shoot van als we elkaars boten fotograferen.