zaterdag, 8-1-2005,
Gisteren zijn we hier rond 18.00 gearriveerd na een spannende tocht. We waren bekaf en konden geen ´pap´ meer zeggen, wat niet gebruikelijk is voor ons, aangezien we elkaar altijd wel wat te melden hebben en een levendige conversatie gaande houden.
We vertrokken s' morgens vroeg uit Tarrafal (rond 8.00). De zee was glad. Er stond geen wind en we bereidden ons voor op de 1e dag motoren. Niet dus. Na een uurtje verscheen er een rollende deining, die er voor zorgde, dat ik wederom over mijn nek moest (Dit ben ik niet gewend; als ik eenmaal ingeslingerd ben, heb ik doorgaan nergens last meer van). De verrrukkelijke Canarische koffie kwam er uit. Enige tijd later voegde de wind zich bij de deining, die aanliep tot 7 Beaufort en op sommige momenten zelfs 8 werd (NE).We verlegden de koers naar het zuiden. Aanvankelijk waren we van plan om enkele eilanden, die op onze route lagen aan de noordkant te passeren, maar vanwege de toenemende wind leek het ons beter de eilanden aan lijzijde te passeren. Het vaarwater was er inderdaad rustiger, maar af en toe was er sprake van onvoorspelbare hoge golven en de wind was gemiddeld 6 Beaufort. De hoogste golf trof Frans, die op dat moment op het dek stond om de stormfok te hijsen. Gelukkig was hij aangelijnd en had hij zichzelf stevig vast. De golf overspoelde het dek en kwam via het gangboord aan bakboord en via het nog openstaande pantry raampje de kajuit binnen. Daar stond plotseling 5 cm. zeewater. Maar niet alleen daar. Via een spel, vergelijkbaar met biljarten, was het water via de deur van mijn hut op mijn matras en reistas terecht gekomen. Ook op de tafel in de kajuit was er water geplensd en zelfs de aardappels in het kastje onder het fornuis hadden een zoutwaterbad gehad. Tegen de tijd, dat ik het raampje dicht had en wilde gaan dweilen, was het merendeel al de bilge in gespoeld. Dat vond Frans geen pretje, zeg maar rustig hij baalde er stevig van. Zout water is slecht voor een boot en zeker voor een stalen boot, omdat dat een verhogend effect op roestvorming heeft. Ook in de kuip was een flinke hoeveelheid water terecht gekomen (tot het randje van de ingang naar de kajuit), maar ook daar spoelde het goed weg.
Om een uur of 4 s'middags passeerden we de meest zuidelijke kaap van Sao Vicente, genaamd Punta Lombinho, en werd onze koers meer noordwestelijk, richting Punta Machado. Tijdens dit traject werden we een tijdje vergezeld door dolfijnen met een lichtbruine, zilverkleurige huid, die ons schip in dolle vaart inhaalden, meesurfend op de golven. Dat doen ze door in de ruggen van de golven te schieten en ze maken daar soms een hoek van 90 graden voor. Prachtig om te volgen. Soms staken hun vinnen net boven het water uit en dan leken het wel kleine torpedoboten. Hun scherpe koppen met spiedende ogen waren goed te zien. Na de ronding van Punta Machado kregen we het, zoals we al verwachtten, zwaar voor onze kiezen.
Stroom en wind waren tegen. Het zicht was heel slecht, nog geen 2 mijl. Al ras waren de steile, zwarte vulkanische bergen aan de kust met als hoogste punt 571 meter, niet meer te zien, omdat we eerst een eind over bakboord aan de wind zeilend van het eiland af de zee in moesten koersen. Nadat we overstag waren gegaan, leek het er op, toen we de kust weer naderden, dat we Punta Chao de Sal, de laatste kaap voor de baai van Mindelo niet zouden halen. Vanwege tijdgebrek (we wilden voor donker binnen zijn) hebben we de motor bijgezet. Het silhouet van de hoge, steile, donkere kust was onder deze omstandigheden met veel wind, een onrustige deining, hoge golven en slecht zicht, beangstigend. Vanwege het slechte zicht voeren we de haveningang van de enorme baai, waar Mindelo aan ligt, Baia de Porto Grande, voorbij. Een passagiersschip moest voor ons inhouden en toen we door hadden waar we waren, moesten we flink het roer omgooien richting het zuidoosten. Hierdoor kreeg het passagiersschip ook de ruimte. Het meerderde vaart en voer voor ons uit de haven van Mindelo in. Een ankerplaats was niet moeilijk te vinden. Echter: tijdens de ankermanoeuvre bleef er een dwarse schakel van de ankerketting in het ankerhuis steken. Terug naar zee, zodat Frans de tijd had om de boosdoener los te rammen. Om 19.00 lagen we eindelijk voor anker en begon het ook donker te worden. De pilsjes waren dik verdiend en we lagen die avond vroeg te kooi.
Momenteel is Frans aan het inklaren. Het dieselpompstation is pas maandag open. Dat wordt dus 2 dagen later vertrekken dan gepland. Het zicht, hier in de haven is miserabel, nog geen 500 meter. Er hangt een zware nevel in de baai, mogelijk vermengd met woestijnzand.