Vanwege de voorspelling dat het die nacht hard zou gaan waaien en Blue Lagoon veel meer beschutting biedt, zijn we nog die middag ankerop gegaan. Er volgde een ‘hairraising moment‘ toen Kimberley van het rif af wilde sturen en er geen beweging in het roer te krijgen was. Stom, ik was vergeten haar te zeggen dat ik het roer had vastgezet vanwege het gieren achter het anker. Het scheelde niet veel of we raakten het rif, met nog maar 30 centimeter onder de kiel. Twee uur later, kriskras tussen de koraalriffen door, voeren we Blue Lagoon binnen en vonden een mooie ankerplek op ruim 12 meter diepte. Er lagen drie andere jachten voor anker; later kwamen daar nog twee mega-motorjachten bij.
In Blue Lagoon is inderdaad de gelijknamige film met Brooke Shields opgenomen. Het is een prachtige door palmenstranden omringde natuurlijke haven tussen de eilanden Nanuya-Sewa, Nanuya-Levu en Matacawalevu. Met alle windrichtingen en windkracht lig je hier goed. Er zijn een aantal resorts waar je gebruik kunt maken van de faciliteiten. Aan de loefzijde van Nanuya-sewa zijn een backpacker resort en een aantal teahouses.
Die avond eten we vorstelijk langoust. Kimberley heeft op internet het onderwerp Langoust uitgediept en komt met een aantal recepten waarvan we een combinatie maken die wel heel erg lekker uitpakt.
’s Nachts trekt de wind inderdaad aan en ik ben blij dat we zo beschut liggen. Bij het ontbijt moeten we constateren dat we nagenoeg door de verse voorraad heen zijn. Op de Maxsea tracks (electronische kaart) wordt er melding van gemaakt dat er op Matacawalu een plantage moet zijn waar je groente en fruit kunt kopen. Het opgegeven marifoonkanaal geeft echter geen sjoege en we besluiten bij onze buren, de TUXEDO JUNCTION, te gaan vragen of zij er meer van weten. En dat weten ze; om de zuidkant van het eiland heen en dan de rivier op. Zelf zijn ze nog niet geweest. Met hun kleine dinghy zou het met deze golven al snel een avontuurlijke onderneming worden. We gaan op weg en komen er snel achter dat we niet in plane over de golftoppen kunnen. Het wordt een schommelige tocht van ruim een half uur. Eenmaal om de punt van het eiland wordt het rustiger. Het is laag water wat achteraf niet zo slim blijkt. We moeten de dinghy aan het ankertje op de modderplaat van de baai achterlaten en lopen verder naar het begin van de rivier. Hier treffen we een uitgestorven backpacker resort aan. Vier huisjes boven op een heuvel met beneden, als gemeenschappelijke ruimte, een open gebouwtje, waar lekker de wind doorheen kan waaien. Na enige tijd zie ik vanaf de heuveltop een vrouw lopen, die reageert op mijn “ BULA!!” Ze komt de heuvel op en wijst ons het pad naar de plantage.
Matuku Farm is een plaatje. Beschouw het als een aantal moestuinen, verspreid liggend in een dal. Er loopt een riviertje langs (inderdaad met hoog water kun je er met de dinghy naar toe), dus water genoeg. Het koppel Toki en Miri en een knecht verrichten al het werk. Ze leveren niet alleen aan yotties maar ook aan de resorts in de omgeving. Toki informeert wat voor veggies we willen en scharrelt vervolgens door zijn tuintjes. Het valt ons allebei op dat hij met liefde de tomaten, paprika’s, kousenband (paars van kleur), hot peppers en aubergines plukt en de paksoy en spring onions uit de aarde haalt. Dat de kippehokken leeg zijn is een gevolg van de orkaan Tomas die de daken van de hokken heeft meegenomen. “So you had to eat all the chickens?” : merkt Kimberley nog fijntjes op wat door Toki wordt beaamd. We rekenen 15 Fiji dollar af (minder dan 7 euries) voor twee plastic zakken vol. Op de terugweg hebben we schuin de wind tegen en komen sijkes bij de Gemini aan.
De volgende dag, woensdag, willen we wel eens wat van het eiland zien. Van de Kiwi’s Peter en Debbie van de Tuxedo Junction weten we dat er een pad over de heuvels naar de andere kant gaat. Toevallig gaan zij ook die kant op om bij het teahouse bestelde broden op te halen en gezamelijk haiken we ‘gezellie’ de heuvel over. Eenmaal over de top lopen we een prachtige woeste kust tegemoet en kunnen aan de schuimkoppen op zee zien hoe hard het eigenlijk waait. Het teahouse is een van ruwhouten planken opgetrokken huisje waar je behalve thee en limonade ook cake kan krijgen. De Britse bemanning van “CAMOBILE” , het derde jacht in de baai van Blue Lagoon, zit er al aan de chocolate cake. We babbelen wat, maken een groepsfoto en wandelen gezamenlijk over het strand terug naar Blue Lagoon. We worden door Peter en Debbie, met wie het goed klikt, uitgenodigd op de borrel, maar komen daar niet aan toe. Er moet een weekly verstuurd worden en het downloaden van de electronische kaarten die ik hen heb beloofd, kost ook aardig wat tijd.
Dat Sandra, de opstapper vanuit Nieuw Zeeland, ook in Blue Lagoon verblijft, weet ik sinds zij met het snorkelbootje van haar resort kort langszij is geweest. Nu is ze naar de Gemini toegezwommen en kan ze kennis maken met Kimberley. Tja, ze is nog steeds op zoek naar een boot ....
De volgende ochtend, woensdag, door Peter en Debbie uitgezwaaid, gaan we verder zuidwaarts. Om op tijd in Nadi te kunnen zijn voor de terugvlucht van Kimberley, besluiten we in 2 dagen terug te zeilen, met een dag speling. Als eerste stop kiezen we voor het Octopus resort. Het is halfway en we hebben het erg naar ons zin gehad. We starten met ruim 20 knopen wind en zeilen met het tweede rif in het grootzeil en de kluiver half weggedraaid. Gaandeweg zakt de wind jammer genoeg in en de laatste paar uur moeten we zelfs de Perkins bij zetten. Onderweg ziet Kimberley in de verte de rug en spuit van een walvis, ik zie alleen de rug.
Het ankeren bij Octopus verloopt niet zo soepel. Door de schemering kan ik geen zandbodem meer onderscheiden en het anker komt klaarblijkelijk op een koraalbodem terecht. Het krabt en langzaamaan komen we dieper te liggen. Vlak voor donker besluiten we tot een 2e poging en komen op 10 meter diepte goed ‘achter de smid’ (Zeeuwse uitdrukking) te liggen. Op het resort komen we een Brits echtpaar tegen met wie we eerder aan tafel hebben gezeten. De vrouw is enthousiast om ons te zien en volgens Kimberley is ze ‘nu helemaal los’ mogelijk omdat ze het daar zo naar haar zin heeft. We ontmoeten een sympatiek Nederlands gezin met drie kinderen ( van 7 tot 16 jaar) die een half jaar door Azie hebben gereisd. We gaan met ze tafelen en brengen de avond met hen door. De crazy Scotsman, de interim manager van Octopus, heeft voor de gasten een quiz in elkaar gezet. Het mag meutig klinken, quiz, maar hij krijgt weer de hele boel aan de gang. Samen met de vader en het oudste meisje van het gezin wordt Kimberley tot jury gebombardeerd voor de performances die ieder team als laatste onderdeel van de quiz moet neerzetten. Op de terugweg met de dinghy in het pikkedonker, raken we eerst weer met de schroef koraal voor we met het hoofdlampje de doorvaart, die met 2 boeien is aangegeven, hebben gevonden. Ik denk dan rechtstreeks op het ankerlicht van de Gemini af te kunnen varen. Poets! We varen even later in op een niet verlichte boot van het resort. Gelukkig gaan we niet hard en kunnen op het laatste moment nog wegsturen zodat we zijwaarts op de boot terecht komen, maar het was toch weer even schrikken.
De dag er op, vrijdag, krijgen we meer wind dan de voorspelde 20 tot 25 knoop. Het eerste deel van de tocht voert langs de westkant van de eilanden Waya, Waya Sewa en Kuata. We moeten motoren en kunnen met wind op de kop geen snelheid maken. De zuidoostenwind versnelt langs de bergtoppen van de eilanden tot 30 knoop en zo nu en dan krijgen we die pal tegen. Pas na Kuata eiland hebben we open zee. Gelukkig is het naar Lautoka bezeild en kunnen we 6 tot 7 knoop lopen. Kimberley verbaast zich eerst nog over de hoogte van de golven, maar krijgt dan toch last van de niet voorspelbare bewegingen van de GEMINI. Het hooggewaardeerde bruin van haar gezicht blijkt hier niet tegen bestand en moet plaatsmaken voor een blekig wit.
Eenmaal dicht onder de kust zakt de wind wederom in en het laatste deel naar Vudapoint moeten we op de motor. Kimberley stuurt de Gemini door de smalle doorgang in het koraal en geeft geen krimp als het dieptealarm het met de anderhalve meter weer uitgilt. In de marina blijkt genoeg plek en dicht bij de ingang kunnen we met hulp van de marinaboys vastmaken.
’s Avonds trakteert Kimberley voor ons afscheid op een diner in het marinarestaurant, erg lekker en erg veel. We ‘evalueren’ de afgelopen maand en vinden allebei dat we het ‘super’ hebben gehad.
Zaterdagmiddag brengen we shoppend door in Lautoka en scoren een mooie kavabowl. Zondag moeten we 7 uur ‘s morgens met de taxi op weg om op tijd te zijn voor de vlucht naar Sydney. Het is het eerste deel van de terugreis van Kimberley naar Holland die, vanwege de vele tussenstops, in totaal 3 dagen in beslag zal nemen.