Afgelopen zaterdag zijn we voor een tweede maal naar Lautoka gegaan om voorraden in te slaan. Op de heenweg hebben we voor een kleine vergoeding meegelift met een groepje natives, die ons langs een grote weg hebben afgezet, omdat daar meer bussen zouden rijden. Uiteindelijk heeft volgens mij de bus die wij normaal zouden hebben gehad ons alsnog langs die weg opgepikt. In Lautoka was er een ‘sugar’feest met een optocht door de straten. Deze stad staat bekend als sugarcity vanwege het suikerriet wat vroeger in nog grotere hoeveelheden verbouwd werd dan tegenwoordig. Er loopt nog steeds een treintje door de stad wat de oogst vervoert naar de fabriek. In de stad hebben we geluncht en vervolgens zijn we naar een supermarkt en de markt gegaan.
Vanuit de USA zijn we nog geattendeerd door tante Mary dat er in Vuda Point Marina een night market zou worden gehouden. Heel de middag en avond werd er dan ook muziek gemaakt wat wij vanaf de Gemini konden horen. Op gegeven moment zaten wij aan het avondeten toen ik opeens salsamuziek hoorde. Dan word ik natuurlijk toch wel heel nieuwsgierig. Daar aangekomen werd er helaas geen salsamuziek meer gedraaid en stonden er slechts drie mensen te dansen in het gras; een mooie Colombiaanse en twee blanke oude mannen zonder ritmegevoel tsja…. Frans en ik hebben toen nog wel een drankje gedronken, maar veel was er niet te beleven. Ook de kraampjes die er waren verkochten niks bijzonders.
De volgende dag zijn we dan eindelijk, na een week van voorbereidingen en relaxen, begonnen aan onze trip langs de Fiji Islands. Het weer was heerlijk en in bikini heb ik achter het roer gestaan. Na een tijdje heb ik het sturen aan de automatische piloot overgelaten en ben heerlijk in de zon gaan liggen. De tocht naar het eiland Malolo Lai Lai, wat behoort tot de eilandengroep Mamanuca’s, verliep erg soepel, tot het laatste gedeelte waar ik voor het eerst te maken kreeg met de moeilijkheid van het varen tussen riffen. Dat is toch even andere koek dan het Grevelingenmeer in Zeeland of de Middelandse Zee. Frans noemt de South Pacific ‘Bokki Wokki’ gebied en niet voor niks. Tegenwoordig hebben boten verschillende informatiebronnen zoals GPS, papieren en elektronische kaarten en guides tot hun beschikking om niet op de klippen te lopen en de gekozen bestemming veilig te bereiken. In veel delen van de wereld zijn de kaarten erg nauwkeurig en kan je er letterlijk bijna blind op varen. Hier lopen de verschillende kaarten echter regelmatig flink uiteen. De ene kaart heeft een afwijking naar het westen de ander naar het zuiden. De ene geeft een rif aan, terwijl op de andere dat rif helemaal niet bestaat. Ook boeien en stokken die ondieptes moeten markeren en aangegeven staan op kaarten, bestaan vaak niet meer als gevolg van de cyclonen die hier jaarlijks huishouden. Daarnaast worden deze boeien en stokken op het rif geplant en weet je nooit hoeveel meter het rif vanaf die stok nog doorloopt. Dat je riffen hebt langs de kust van een eiland kan je nog wel bedenken. Maar hier heb je soms midden op zee in een keer een zandbank of een rif. Het verschil in diepte vind ik verbazingwekkend. Varen wij ergens op met dertig meter diepte, kan het honderd meter verderop opeens slechts vier meter diep zijn. Frans heeft van de “Geramar”verschillende tracks op de electronische kaart gekregen van boten die eerder eenzelfde route als wij hebben gevaren. Veel boten maken gebruik van dit soort tracks. Een fout die wel wordt gemaakt is om dan tussen twee tracks in te gaan zitten met het idee zo veilig te zijn. Echter ook tussen tracks liggen soms riffen en je weet nooit hoeveel ruimte je aan bakboord of aan stuurboord vanaf zo’n track hebt. ‘Eye ball navigation’ is erg belangrijk wat echter vaak bemoeilijkt wordt door het zonlicht. Tijdens onze tocht sta ik meestal aan het roer en speur de horizon af op kleurverschillen in het water en op brekende golven die vaak wijzen op een rif. Frans is veelal binnen verschillende kaarten, tracks en GPS systemen aan het vergelijken om een keuze te maken over de te varen koers. Toch is het al meerdere keren bijna misgegaan. De dieptemeter heeft al een aantal keer alarm geslagen en dan slaat de schrik ons toch even om het hart. Des te meer respect heb ik voor de ontdekkingsreizigers die ons zijn voorgegaan en geen beschikking hadden over de technologie van deze tijd.
Zondag half drie in de middag zijn we na ongeveer drie uur varen aangekomen bij Malolo Lai Lai. We zijn voor anker gegaan tussen vele andere boten in de baai van het Musket Cove resort. De moorrings (ankerboei) waren jammer genoeg allemaal bezet. We hebben hier heerlijke dagen gehad en erg genoten. Zo hebben we met de dinghy het eiland bezocht en daar een wandeling over het strand gemaakt. Verder hebben we ook nog wat inkopen gedaan bij de kleine supermarkt. Malolo Lai Lai is een van de weinige eilanden waar voorraad kan worden ingeslagen, maar hier liggen de prijzen wel aanzienlijk hoger dan op het hoofdeiland. Dit eiland is verbonden met een ander eiland door middel van een zandbank die echter met vloed onder water staat. Frans en ik hebben wad gelopen naar de andere kant wat erg leuk was, omdat daar de huizen van de natives gebouwd zijn aan het strand. De mensen die overdag werken op het resort waden ’s avonds terug naar huis.
Bij Malolo Lai Lai heb ik ook voor het eerst gezwommen in de South Pacific. Ik moet zeggen dat ik dat toch spannend heb gevonden. We lagen voor anker op zestien meter diepte tussen twee riffen en je hebt dan toch geen idee wat er daar allemaal rondzwemt. Frans zegt vaak dat ik blij moet zijn als ik überhaupt een haai tegenkom, omdat dat niet vaak voorkomt. Zeker ook omdat de haaien die er eventueel kunnen zwemmen waarschijnlijk rifhaaien zijn en die zijn over het algemeen redelijk ongevaarlijk. Toch wens ik liever er niet een tegen te komen, zeker niet als ik alleen aan het zwemmen ben. Snorkelen was nog een drempel verder. Ik moest mijn angst overwinnen om naar het rif te zwemmen en had bijna gevraagd of Frans niet in de dinghy ernaast wilde varen. Uiteindelijk heb ik het toch gedaan. Ik moet zeggen dat het erg leuk was en geen enkele groot beest heb gezien, enkel verschillende mooie tropische vissen en koraal. De gekochte snorkelset bevalt uitstekend. De volgende stap was duiken.
Frans en ik zijn met de dinghy naar een zandbank gevaren in de baai. Later bleek dit geen ideale plek, omdat het niet als strandje kon functioneren dat langzaam afliep maar een steile afgrond had van vier meter diep. Uiteindelijk is het wel super gegaan en was het een goede testduik waar we hebben bepaald hoeveel lood ik nodig heb om te kunnen dalen en of alle apparatuur goed functioneert. Die dag hebben we meteen een tweede duik gemaakt bij het rif waar ik al eerder had gesnorkeld. Vanuit de dinghy ben ik zo achterover het water ingegaan en toen zijn we samen naar het rif gezwommen en tot negen meter afgedaald. Frans is erg bezorgd, dus hand in hand hebben we het rif verkend. Ik vond het erg leuk, hoewel volgens de expert het niet echt een mooi rif was.
Iedere avond geniet ik van Frans zijn prutjes. Rijst, pasta, aardappels. Alles passeert de revue en ik eet me voor mijn gevoel tonnetje rond. Dat was wel nodig want in India was ik toch wat afgevallen. Hier eet ik drie maaltijden per dag. De Gemini heeft een broodbakmachine. Regelmatig bakt Frans vers brood en dat is zo heerlijk na al die maanden van rijst en crackers. Later op de avond luisteren we vaak muziek of ik kijk een film. Ik heb een lijst van films die Ed en Suus mij aanraden om te zien en ook Frans heeft een paar ‘oude’ favorieten toegevoegd. Voor dat Frans vertrok heeft hij een gigantische film database aangelegd dus ik kan mijn lol op. Daarnaast heb ik twee boeken uitgelezen. Er is ook een kleine collectie Nederlandse en Engelstalige boeken aanwezig aan boord.
Na vijf nachten bij Musket Cove voor anker te hebben gelegen, zijn we op vrijdag vertrokken naar het volgende eiland Navadra. Dit is een ander eiland van de Mamanuca groep, maar onbewoond. Dit is het eerste onbewoonde eiland wat wij aandoen. Vroeger is dit eiland wel voor een periode bewoond geweest. We hebben van een andere boot gehoord dat de mensen die er woonden na de twee laatste cyclonen die op het eiland hebben huisgehouden, zijn vertrokken.
Na weer bijna op een rif te zijn gestuit, met een dieptemeter die slechts twee meter aangaf, zijn we uiteindelijk op een mooie plek in de baai van het eiland voor anker te gaan. Er lag een andere zeilboot en later die middag zijn er nog drie bijgekomen. Veel boten gebruiken deze baai om de nacht door te brengen als zij op doorreis zijn. ’s Nachts tussen de riffen doorvaren is hier eigenlijk geen optie.
Het eiland is werkelijk prachtig. Prachtige rotsen met daar tussen lichtgeel zand, omzoomd door palmbomen die wuiven in de wind. Het grappige is dat er nog steeds geiten leven die de vroegere bewoners hier hebben achtergelaten. Je hoort ze regelmatig en soms zie je ze lopen over de rotsen. Ik vind het bijzonder om ’s ochtends wakker te worden en dan meteen te kunnen genieten van zo’n mooi uitzicht. Het water is hier veel helderder dan rond Malolo Lai Lai en soms kun je visjes rond de boot zien zwemmen. Alle andere boten waren de volgende ochtend al vertrokken. Frans was al met de dinghy aan land toen ik wakker werd. Hij was zo nieuwsgierig dat hij niet meer kon wachten. Na ontbeten te hebben, zijn Frans en ik rond het middaguur weer gaan duiken. Dit keer zijn we in volledige duikuitrusting van de boot afgesprongen en zijn we samen naar het rif vlak voor het strand gezwommen. Daar zijn we afgedaald tot tien meter diepte. Wat een verschil met de vorige duik. Het koraal is hier grotendeels in tact en de vissen zijn meer divers en komen voor in grotere hoeveelheden. Ik heb ontzettend genoten en Frans ook zei hij later. Later op de middag zijn we samen aan land gegaan. Het was nog een hele klus om met de dinghy het koraal te ontwijken dat vlak voor de kust ligt. We hebben wederom een strandwandeling gemaakt en onderweg kwamen we houten palen tegen die als fundering hebben gediend voor het huis wat vroeger op het strand heeft gestaan. In het bos achter het strand hebben we oude, van hout getimmerde bankjes gevonden van de toenmalige eilandbewoners. Die nacht hebben we alleen door gebracht in de baai. In de vroege ochtend kwam er een vissersboot met natives langs die vlak naast ons voor anker ging. Frans dacht dat zij misschien hoopten op geld of goederen en koos voor een ontmoedigingsbeleid door ze zoveel mogelijk te negeren. Later die ochtend ging een cruise schip voor anker in de baai. Opeens hordes toeristen die met z’n twintigen in het water aan het snorkelen zijn. Dan is het toch wel heerlijk dat Frans zijn eigen boot heeft en wij de vorige dag de hele baai voor ons alleen hadden.
We zijn het eind van de ochtend op weg gegaan naar het volgende eiland Wayasewa ‘the Gateway’ van de Yasawa eilanden groep. Er stond wat wind dus naast de motor met de kluiver een beetje gezeild. Onderweg stond ik aan het roer en wederom op de uitkijk voor riffen. Frans stond naast me en riep plotseling: “Moet je eens kijken naar de stuurboordzijde. Loop maar naar voren….loop maar naar voren!” En ja hoor, daar zijn ze!!! Twee dolfijnen zwemmen vlak voor de Gemini. Ze maken er een sport van om iets sneller dan de boot kriskras voor de boeg te zwemmen. Echt geweldig om ze van zo dichtbij te kunnen aanschouwen. Kim loves dolphins of course! Even snel mijn camera gepakt en geprobeerd wat foto’s te maken en een filmpje, maar ze zijn zo snel en veranderen steeds van richting dat dit niet echt is gelukt. Zo plotseling als ze er waren zo plotseling waren ze ook weer weg. Maar wat was dat leuk zeg. Ik had gehoopt dolfijnen te zien en had Frans gevraagd hoe groot hij de kans achtte dat ik ze zou zien. Negentig procent had hij gezegd, maar onderhand was hij hem al een beetje aan het knijpen, omdat we ze nog niet hadden gezien en hij weet hoe gaaf ik het vind.
Na drie uur varen kwamen we aan bij Wayasewa (westkant) en zijn voor anker gegaan in een baai waar de catamaran ‘Flying Cloud’ al voor anker lag. Frans en ik zagen bij de Flying Cloud allemaal natives aan boord. Even later werden wij gewenkt en geroepen door een wat oudere donkere man. Wij zijn daar met de dinghy naar toe gevaren en werden uitgenodigd om aan boord te komen. De catamaran wordt bemand wordt door twee Engelse mannen en een dame. De oudere man genaamd Jerry, bleek de spokesman te zijn van Naboro, het dorpje wat wij al hadden zien liggen vanaf de boot. Hij vertelde ons dat de oudere chief van het dorp ongeveer een jaar geleden is overleden en hij sindsdien het woord voert. Hij vroeg ons of wij Kava bij ons hebben en wij antwoordden bevestigend. Hij wilde dat de Kava meteen gebracht zou worden en nodigde ons uit voor de Sevusevu ceremonie en diner bij hem thuis die avond. Frans gaat terug met de dinghy om de bos stronken te halen en ondertussen vertelt Jerry mij dat hij van de ‘Flying Cloud’ ankerketting en touw heeft gekregen en vraagt of mijn vader niet toevallig vishaken voor hem heeft. Ik zeg dat ik dat zal vragen als hij terug is, maar Jerry wil dat ik het meteen vraag dus ik roep over het water of Frans wat vishaken mee kan nemen. Frans komt terug met vishaken en Kava en dan vraagt Jerry of Frans ook niet wat touw voor hem heeft. Ondertussen zien wij wat de ‘Flying Cloud’ allemaal heeft gegeven: drie pakjes sigaretten, twee glazen, touw, vislijn op een haspel, plastic buis, een afsluiter, kit, ankerketting etc. De kinderen van Jerry zijn ook aan boord en drinken limonade, eten appels en kijken film. De vrouw van Jerry krijgt een pedicure van de Engelse Amanda….. Al met al maken ze het zichzelf gemakkelijk. Frans kijkt behoudend en zegt dat hij zal kijken of hij touw over heeft. Ik zeg dat ik wel wat make-up heb voor zijn vrouw en Jerry wil meteen dat dit gehaald wordt. Samen zijn we teruggegaan naar de Gemini. De make up heb ik ooit aan Frans gegeven om uit te delen in Cuba, maar dat is hij toen helemaal vergeten. Een paar dagen geleden kwam hij opeens met dat nog steeds volle doosje op de proppen. Een deel hiervan nemen we mee, we doen het ankerlicht aan en vertrekken met camera en muggenspray in een waterdichte rugzak terug naar de Flying Cloud. Daar aangekomen overhandig ik de make-up aan Jerry en we stappen allemaal in de grotere dinghy van de Flying Cloud en varen naar de kant. We lopen door het dorp en een groep kinderen loopt meteen met ons mee. Ze zijn enthousiast dat we er zijn en we voelen ons erg welkom.
Dan worden uitgenodigd om binnen te komen in het huis van Jerry. We gaan allemaal zitten op een rieten mat op de grond in de huiskamer. Het begint donker te worden en Jerry steekt een olielamp aan. Dan begint de sevusevu ceremonie. In een half afgezaagde boei, die dient als tanoa (kava schaal), wordt water gedaan en vervolgens wordt het bruine kavapoeder (yagona), dat is gedoneerd door de Engelsen, in een stoffen zak gedaan en geweekt in het water. Het resultaat ziet er uit als modderig water. De gasten krijgen een voor een een bilo (halve kokosnoot) gevuld met kava aangeboden. De ontvanger moet een keer in z’n handen klappen, de bilo accepteren, bula (cheers) zeggen en de kava opdrinken. Daarna moet je drie keer klappen om je dankbaarheid te uiten. Ik ben als vierde aan de beurt en zie er al tegen op, omdat ik nu eenmaal niet zo’n makkelijke drinker ben. Gelukkig proef je tijdens het drinken nog niks. Ik giet het maar snel achterover, maar kan een heel kleine kokhalsbeweging als ik de modderige smaak uiteindelijk proef toch niet onderdrukken. Ik heb gelezen dat yagona een mild narcoticum is welke onder andere wordt gebruikt als stressverlagend medicijn. Het enige wat ik voelde, na de eerste bilo leeggedronken te hebben, was een licht tintelende sensatie op mijn lippen en een gevoelloze tong. In totaal hebben we drie rondes gedaan. Ook Jerry, zijn vrouw en twee zoontjes dronken mee. Daarna werd het eten geserveerd. We kregen allemaal een overheerlijk stuk vis. Mensen die mij goed kennen weten dat ik niet zo’n viseter ben, maar ik moet zeggen dat ik echt genoten heb van dit stukje vis. Verder kregen we ook breadfruit wat we konden dopen in de vissaus. Frans vond dit erg lekker. Ik vond het erg droog en niet veel smaak hebben. Vlak na het eten is het opeens hard te regenen. Een paar druppels mondden al snel uit in een gigantische tropische stortbui. Dan herinnert Frans zich dat hij het pantryraampje (kombuis) open heeft laten staan. Hals over de kop vertrekken we met de Engelsen terug naar het strand. In het dorp is het pikkedonker want het gehele dorp beschikt niet over elektriciteit. We zijn allemaal vergeten een zaklamp mee te nemen naar het eiland, maar de Engelsen hebben een zaklamp gedoneerd naast alle andere cadeaus, zodat het zoontje van Jerry ons met de zaklamp kan begeleiden terug naar het strand. Daar aangekomen zijn we allemaal doorweekt en het zeewater voelt warmer aan onze benen dan de regen die nog steeds met bakken uit de hemel komt. We waden de zee in naar de dinghy en stappen allemaal aan boord. De Engelsen peddelen ons de zee op voorbij het koraal en het lichtje van de zaklamp wordt langzaam steeds kleiner. Voor ons zien we niks behalve de verlichte mast van de Flying Cloud en het ankerlichtje van de Gemini wat bungelt in de nacht. Na de Flying Cloud bereikt te hebben stappen wij over in onze eigen dinghy en vertrekken naar de Gemini. Verkleumd klimmen we aan boord. Alle spullen die nog buiten lagen zijn drijfnat. Ik ga naar binnen en bekijk de schade die op het eerste gezicht mee lijkt te vallen. Daar leren we natuurlijk wel weer van. Frans wist het eigenlijk al; altijd alle ramen dichtdoen als je de boot verlaat en altijd een zaklamp mee. Later op de avond kijk ik naar de eettafel en zie plotseling mijn laptop. Hij ligt vol met waterdruppels want het raam boven de eettafel heeft ook opengestaan. Ik schrik onwijs! We drogen hem af en besluiten het verder te laten drogen die nacht. Gelukkig was de laptop gesloten dus de kans dat hij het nog doet is aanzienlijk. Ook de externe harde schijf, koptelefoon, en memoriestick waren nat. We besluiten die avond vroeg naar bed te gaan want we zijn beide moe. De volgende ochtend komen we er gelukkig achter dat alles het nog doet…..