Terug uit de Galapagos willen we een dag in Guayaquil blijven, met 1,5
miljoen inwoners de grootste stad van Ecuador. Het hotel dat we uitgekozen
hebben lijkt dicht; het hek is hermetisch afgesloten. Het blijkt
karakteristiek voor deze stad, alles is afgesloten, overal zijn hekken.
Sommige winkels verkopen alleen door een hek heen. De criminaliteitscijfers
zijn ook hier hoog. In de Planet lezen we: "Guayaguil, it can be manageable,
safe and comfortable if you keep your wits about you."
We wandelen 's middags langs de Malecon, een lange boulevard langs de rivier
de Guya, die onlangs is gerestaureerd. Er zijn restaurantjes, winkeltjes en
parkjes. In de stad is een parkje waar gedomesticeerde versies van de
land-iguana's, die we op de Galapagos gezien hebben, in grote getale
rondlopen. Dat ze door kinderen aan de staart opgetild worden lijkt ze niet
te deren.
Een van de meest bijzondere dingen die je kunt zien in Guayaquil is de
collectie Jivaro-tzantzas ( gekrompen hoofden) in het Museo Municipal. Het
zijn mensenhoofden door Indianen teruggebracht tot de grootte van een vuist,
waarbij wel de oorspronkelijke gelaatstrekken bewaard bleven. Natuurlijk
ging het destijds de indianen er om zo macht over hun vijand te verkrijgen
door hen letterlijk "een koppie kleiner te maken". De techniek die daarvoor
werd gebruikt, weet niemand meer. (Zie foto, genomen van een ansicht die als
onderschrift heeft : "White man holding shrunken head.") Het kost ons wat
moeite om de tzantzas te vinden, ze staan in een achteraf zaaltje zonder
verlichting. Het zijn net poppenkoppen van een soort schuurpapier;moeilijk
om te geloven dat dit mensenhoofden geweest zijn. Er is niemand in de buurt
die ons er meer over kan vertellen.
De stad is leuk voor een dag, maar dan is het wel op. De tocht met de bus
naar de Gemini in Bahia is prachtig. Ze ligt er goed bij. We hebben een dag
rust en genoeg tijd voor de volgende bestemming. Vanaf Manta vliegen we naar
Quito, de hoofdstad van Ecuador, ooit een belangrijke stad van de Inca's. We
doen onze eerste verkenningen in het oude centrum en merken het effect van
de hoogte van 2850 meter; allebei raken we wat 'amechtig' als we een
straatje omhoog moeten. Quito bij avond is stil en dicht. Er is geen
uitgaansleven en het is moeilijk een restaurant te vinden dat nog open is.
De volgende dag gaan we met de bus naar Baņos, een plaatsje aan de voet van
de Tungurahua, een nog steeds actieve vulkaan, die voor het laatst in 1999
weer uitgebarsten is. De bustocht ( 3.5 uur) stagneert 6 km voor Baņos. Er
staat een waanzinnige file. We begrijpen dat er iets met de vulkaan is, maar
het fijne komen we pas later te weten. Doordat het een el Niņo jaar is ( zie
onder * ), regent het veel. Bij de zo nu en dan voorkomende erupties van de
vulkaan wordt veel fijn zand naar buiten gestuwd, waardoor er heuvels van
vulkanisch zand worden gevormd. Dit zand blokkeert de normale loop van de
rivieren en gaat schuiven bij veel regen. De alternatieve rivieren die
ontstaan, brengen veel vulkanisch zand naar beneden en slaan stukken uit de
weg. Omdat de bus wel erg lang stilstaat, besluiten we te gaan lopen. Geen
goed idee, het regent pijpenstelen. Ik heb nog geen regenponcho en de bagage
is veel te zwaar. We liften en worden meegenomen door een Argentijnse man.
Het blijkt een hoteleigenaar. Samen met zijn Franse vrouw heeft hij een
hotel en een Frans restaurant in Baņos opgezet. In die omstandigheden ga je
natuurlijk geen ander hotel zoeken. Maar we hadden ook nog niet eerder een
kamer met open haard. De padvinder in Frans herleeft als hij weer eens
vuurtje kan stoken. Ook wel prettig want het is koud en het regent, regent
en regent. We zitten vlak onder de evenaar en dan een trui en een poncho
moeten kopen!
Baņos blijkt toeristisch, vooral Ecuadoriaans toeristisch. Het is een
bedevaartplaats voor Onze Lieve Vrouwe van het Heilige Water, een
heldhaftige dame die bij rampen ( een instortende brug en een brand in
Guayaquil) vele levens wist te redden. De kerk in het centrum, die tegen de
bergen met nevelwouden heel mooi oogt, is aan haar opgedragen. Ook vanuit de
stad kun je zien hoeveel stukken land er weggeslagen zijn door de
overvloedige regen.
* EL Niņo is een klimatologisch fenomeen typisch voor de Stille oceaan.
Eenmaal in de drie tot acht jaar komt het voor. Het heet el Niņo, omdat het
begint rond Kerstmis, de tijd waarop 'het Kerstkind ter wereld gekomen is' .
Het water aan de westkust van Zuid- Amerika warmt meer op dan anders. Er is
daardoor meer vaporisatie, met als gevolg meer regen in het binnenland,
vooral in landen als Ecuador en Peru. In de woestijngebieden van Peru gaat
het dan zelfs regenen. Door de opwarming is er minder voedselrijk water en
de vissen gaan naar elders. Niet verwonderlijk dat in een el Niņo-jaar veel
vissers in Peru failliet gaan. Het verschijnsel veroorzaakt behalve regen in
Zuid-Amerika, droogte in Australië vanwege de hogere luchtdruk in de
Indische oceaan rond Indonesië en Australië. De oorzaken van el Niņo worden
nog steeds onderzocht. Er zijn heel wat theoretische verklaringen, zoals:
- cyclonen, ten noorden EN ten zuiden van de evenaar verzwakken de
oostenwinden, waardoor de oceaanstroom naar het westen verzwakken,
- een abnormaal warme plek in de oost Pacific veroorzaakt kleinere
temperatuurverschillen tussen oost en west waardoor de passaatwinden vanuit
het oosten minder sterk zijn en minder warm water wordt naar het westen
drukken,
- de passaatwinden uit het oosten zijn sterker dan anders, bouwen warm water
op in het westen; een plotsklapse verzwakking van de passaatwind laat het
warme water met kracht terugspoelen naar het oosten,
- het koele gedeelte van de oceaan heeft een aantal jaren nodig voor dat het
warm genoeg is om weer een el Niņo te veroorzaken,
- de opwarming van de aarde heeft effect op het ontstaan van el Niņo,
- vulkanische activiteit is de trigger van el Niņo en el Niņa.
Van el Niņa wordt gesproken als de oost Pacific ongewoon koud is ,maar dat
is weer een ander verhaal waard.
terug naar de reisverslagen