We liggen inmiddels voor de derde dag verwaaid in een schitterende baai aan de Atlantische kust van Colombia, ruim 100 mijl (ongeveer 200 kilometer hemelsbreed) ten noordoosten van Cartagena, onze bestemming. De weersvoorspellingen van de afgelopen dagen waren dermate, dat we besloten hebben hier betere weerscondities af te wachten en dan gaat het in dit gedeelte van de Caribische Zee niet zozeer om de wind, die tussen de 20 en 26 knopen (windkracht 5 a 6) voorspeld was, maar vooral om de golfhoogte die tussen de 10 en 15 voet zou zijn (zo'n 3,5 tot 5 meter). Deze golfhoogte wordt onder meer veroorzaakt door een tegenstroom van 1 a 1,5 knoop tegen een gangbare ENE wind, waardoor de golven ten gevolge van de wind afgeremd worden en heel hoog kunnen worden. Het traject Aruba-Cartagena wordt niet voor niets tot de 5 zwaarste passages gerekend. Onderweg hier naar toe heb ik 's nachts zo'n situatie meegemaakt, waarin je ondanks een stevige wind maar matige voortgang boekt en het in de kuip hard waait. De wind kan als het ware zijn energie niet in een voorstuwende beweging kwijt en lijkt dan maar een beetje onstuimig in onze kuip zijn staart te willen roeren. Het was niet prettig, omdat ik, voor de wind varend, tijdens mijn wacht geen beschut plekje kon vinden. De golfhoogte was toen zo'n 1 ½ a 2 meter, wat niet schrikbarend is. Af en toe een breker achter de kont van het schip of een golf die de hoogte van het achterdek bereikte, maar er niet overheen donderde. De weersvooruitzichten waren verreweg van aanlokkelijk, zodat we zaterdag 31 maart s'middags in deze prachtige baai voor anker zijn gegaan.
De baai heet Bahia Gayraca en ligt aan de voet van de Sierra Nevada de Santa Martha, een op zichzelf staande bergformatie in het Nationale Park Tairona, genaamd naar een pre-Columbiaanse indianenstam. We liggen naast een ongeveer 40 meter hoge bergwand aan de oostkant van de baai en krijgen heftige valwinden over ons heen, waardoor de windmolen af en toe oorverdovend gaat loeien. Het schip moet nu vooral gecontroleerd worden op voorwerpen die door de wind, die er onder kan komen, van het schip geblazen kunnen worden. Vanwege de stroming die in de baai staat hebben we een drijflijn uitgegooid, waar we ons aan vast kunnen houden bij het zwemmen. Snorkelen is hier niet spectaculair.
In het piepkleine gehuchtje dat aan de zuidkant van de baai ligt, valt niet veel te beleven, behalve dan met de vriendelijke plaatselijke bevolking kennis maken. Ze hebben geen stromend water en elektriciteit, dus als de zon onder is, is het op een enkel lichtje na pikkedonker. In het primitieve restaurant, genaamd Jolanda (genoemd naar de eigenaresse) eten we heerlijke, verse vis voor weinig geld (6 dollar pp.) We moeten dan een uur van te voren waarschuwen dat we komen eten. Er wordt rijst met verse gemalen kokos bij de vis geserveerd en bananenkoekjes. We zijn steeds de enige (dankbare) gasten en ons bezoek wordt zeer op prijs gesteld; er valt immers wat te verdienen. Je blijft je afvragen hoe de mensen, op de vissers na, hier hun brood verdienen. Er zijn twee winkeltjes met onregelmatige openingstijden en er is een soort geldwisselaar, die dollars tegen een hogere koers omruilt. Hij was zo slim om ons in zijn kano (een uitgeholde boomstam) op zondagmorgen met zijn zoon te komen opzoeken om een babbeltje te maken en ons zijn diensten aan te bieden. Hij had een plastic tas bij zich vol met visitekaartjes van andere zeilboten om hiermee ons vertrouwen te winnen. De huizen waarin de mensen hier wonen variėren van houten hutten met een aangestampte bodem tot houten huizen op palen, waardoorheen een aangename koele wind waait. Onze bezoeker, Reinaldo genaamd, nodigde ons in zijn hut uit en liet ons oa. zijn houten boekenkist zien vol met bekende schrijvers, zoals Shakespare (Hamlet in het Spaans ), Albert Camus, Karl Marx, etc. Het schijnt dat de weerberichten voor morgen zo gunstig zijn dat we onze tocht kunnen vervolgen.
terug naar de reisverslagen